Ik heb net ‘De correcties’ van Jonathan Franzen doorworsteld. Doorworsteld is het gepaste woord in dit geval. ‘De correcties’ wordt door ongeveer alle boekenrecensenten bejubeld als het beste boek van het afgelopen decennium, of het schilt niet veel. Dit jaar werd een volgende boek van Jonathan Franzen gepubliceerd: ‘Vrijheid’, waarnaar de fans blijkbaar al tien jaar uitkeken en dat in De Standaard der Letteren door verschillende mensen tot het beste boek van het jaar werd uitgeroepen en door Oprah Winfrey werd opgenomen in haar ‘book club selection’ (wat een reclame!). Hoog tijd om ‘De correcties’ toch nog maar eens mee te brengen uit de bibliotheek. Ik had al eens vijf bladzijden gelezen en het weer ingediend. Het kon me niet bekoren. Deze keer heb ik doorgebeten en de 503 bladzijden van begin tot einde gelezen. In bijna 10 weken tijd, denk ik, terwijl ik zo’n dik boek, als het me echt boeit, gemakkelijk in een week kan uitlezen. En wat vond ik er nu van? Pffft. Moeilijke vraag. Hét boek van de laatste 10 jaar was het voor mij zeker niet. Ik begrijp niet waarom het zo de hemel in geprezen wordt. Een slecht boek is het natuurlijk ook niet. En hoe verder ik geraakte, hoe beter ik het vond. Hoe beter ik me ook kon inleven in de personages, iets wat voor mij essentieel is om van een boek te houden. In het begin struikelde ik nogal over het karakter en de beschrijving van de zonen. Ik voelde geen medeleven, geen sympathie, geen empathie, geen begrip, maar ergernis en soms zelfs weerzin. Het onderliggende verhaal (een doorsneegezin, waarin elk gezinslid met zijn eigen moeilijkheden kampt, maar de ouders ook worstelen met de problemen van hun kinderen en vice versa) is mooi, maar ook overwegend negatief. En negativiteit, zonder veel hoop en schoonheid, nee, daar hou ik niet zo van.
Misschien daarom hield ik des te meer van ‘Schaduwkind’ van P.F. Thomése, het eerste boek dat ik van deze schrijver las. Een klein, dun boekje van 105 blz., aangrijpend mooi, hoewel het over een heel akelig onderwerp gaat: het verlies van een kind.
“Een vrouw die haar man begraaft, wordt weduwe genoemd, een man die zonder zijn vrouw achterblijft, weduwnaar. Een kind zonder ouders is wees. Maar hoe heten vader en moeder van een gestorven kind?”
Thomése zoekt in zijn boek naar woorden om over de dood van zijn dochtertje te schrijven. Een boek om stil van te worden.